Veganisten en vegetariërs hebben vaker depressiviteitsklachten. Althans, dat zegt een nieuwe, Braziliaanse studie. De conclusie in een notendop: mensen die vlees uit hun dagelijks leven hebben verbannen, hebben twee keer vaker depressieve periodes gekend dan alleseters. Maar in hoeverre klopt dit ook echt?
Een Braziliaans team onderzocht een halfjaar lang de gegevens van meer dan 14.000 mensen tussen de 35 en 74 jaar oud om te ontdekken of een vleesloos bestaan en depressie aan elkaar zijn gelinkt. Ja, is het antwoord volgens hen. “Depressieve perioden komen vaker voor bij personen die geen vlees eten.”
Maar wat zegt dat precies? Daar zijn de onderzoekers ook nog niet helemaal over uit. Het ligt volgens hen in ieder geval niet aan voedingstekorten, sociaaleconomische omstandigheden of bijvoorbeeld levensstijl (denk aan roken, drinken of wel/niet voldoende beweging). Er is simpelweg meer onderzoek nodig om het verband te kunnen uitleggen.
Tegenstrijdige cijfers
Dat veganisten en vegetariërs naar verluidt vaker perioden met depressiviteitsklachten kennen, bleek eerder ook al uit verschillende internationale onderzoeken. Met telkens nét weer andere cijfers. Overigens meldde Franse onderzoekers eerder dit jaar dat er juist géén verband is tussen geen vlees eten en depressie.
En dus zijn we eigenlijk nog geen steak verder. Want in hoeverre is deze vleeskeuring überhaupt representatief met 82 ondervraagde vegetariërs op een groep van 14.000 man?
Gelukkig biedt Twitter wat verlichting: “Als ik geen hamburger zou kunnen eten, zou ik ook depressief zijn”, schrijft een van de gebruikers als reactie op het onderzoek.