Als er een groente is die we in de zomer ‘en masse’ de rug toe keren dan is het wel het spruitje. Gelukkig is de zomer nog lang niet in zicht zodat we nog even van deze oer-Hollandse mini-kooltjes genieten. Hoewel oer-Hollands, spruiten werden in het midden van de 18e eeuw voor het eerst in België gesignaleerd. Daarmee hebben we meteen de naam ‘Brussels sprouts’ verklaard. De spruiten die wij dezer dagen eten komen wel uit eigen land. Onze spruittelers plukken ze van stevige stammen, die met gemak 1 meter hoog groeien. Plukverse spruitjes hebben een frisse groene kleur en stevige, gesloten structuur. Spruiten kun je op veel manieren bereiden. Koken, smoren en stomen natuurlijk, maar ook bakken, roosteren en wokken. Spruitjes zijn tegenwoordig lang niet meer zo bitter als vroeger. Wie dat bittere accent niet kan bekoren, moet de kooltjes zeker eens bakken, roosteren of roerbakken. De suikers in de spruitjes karameliseren dan waardoor ze een zoeter accent krijgen. Een andere optie is het toevoegen van een zoet accent, zoals appel of een scheutje room. Weliswaar wat werk, maar heel culinair staan losse spruitblaadjes. Bak of wok de blaadjes kort in een beetje olijfolie zodat ze lekker knapperig blijven en voeg op het laatst bijvoorbeeld een beetje gesneden knoflook toe. Mooi meegenomen: spruitjes bevatten maar liefst twee tot drie keer zoveel vitamine C als sinaasappels en zijn rijk aan vezels.
Tip Haal jij ook je neus op voor die nare spruitjeslucht? Spruitjeslucht ontstaat wanneer de kooltjes te lang worden gekookt. Er komen dan vluchtige zwavelverbindingen vrij. De lucht roept bij menigeen minder vrolijke jeugdherinneringen op. Niet meer doen dus, spruitjes lang koken. Door de spruitjes kort te koken houden ze bovendien hun knapperige beet. Afhankelijk van de dikte, volstaan zo’n 8 kookminuten vaak al.