Nederland is een echt koekjesland. In bijna elk huis vind je wel een goedgevulde koektrommel. Koekjes van eigen deeg zijn natuurlijk het allerlekkerst, en hoe je die maakt legt onze koekjeskoning Rutger je uit! Hier zijn tips & tricks:
Deze super makkelijke jamkoekjes zijn leuk om met kinderen te maken.
7x tips & tricks voor de lekkerste koekjes
- Draai de bakplaat
- Geef ze de ruimte
- Bak ze in het midden
- Houd ze even dik
- Laat ze goed afkoelen
- Bewaar ze apart
- Bewaar het deeg
1. Draai de bakplaat
De warmte in ovens is soms ongelijk verdeeld, waardoor koekjes achter in de oven sneller of juist minder snel gaar worden dan vooraan. Om dit te voorkomen kun je de bakplaat na tweederde van de baktijd omdraaien.
2. Geef ze de ruimte
Houd genoeg ruimte tussen de koekjes als je het deeg op de bakplaat legt of spuit. Koekjes rijzen en lopen wat uit en het is zonde als ze tegen elkaar aan bakken.
3. Bak ze in het midden
Zorg dat je de bakplaat met koekjes altijd in het midden van de oven zet.
4. Houd ze even dik
Bij het uitrollen van koekjes is het heel belangrijk dat ze allemaal even dik zijn, zo worden ze gelijkmatig gaar. Ik gebruik altijd 2 deeglatjes of uitrollatjes die ik zelf maak. Je kunt ze ook online bestellen.
5. Laat ze goed afkoelen
Bijna alle koekjes worden tijdens het afkoelen pas knapperig. Let op dat ze goed goudbruin bakken. Leg ze direct na het bakken op een bakrooster, dan kan de condens ontsnappen.
6. Bewaar ze apart
Knapperige koekjes bewaar je in een luchtdichte (koek)trommel of plastic zak. Bewaar koekjes per soort bij elkaar. Zó voorkom je dat koekjes elkaars smaak overnemen of te zacht worden doordat een ander soort meer vocht bevat. Laat ze eerst helemaal afkoelen voordat je ze luchtdicht verpakt.
7. Bewaar het deeg
Koekjesdeeg dat als zetdeeg is gemaakt, kun je heel goed bewaren; enkele dagen in de koelkast of enkele weken in de vriezer. Verpak het goed in plasticfolie om uitdrogen te voorkomen.
Naast koekjes bakt Rutger ook heerlijke mini-cheesecakejes die je moét proberen.
Hetzelfde, maar toch héél anders
Met dezelfde ingrediënten kun je 3 totaal verschillende soorten koekjes bakken. Hoe dat kan? Door de ingrediënten op een andere manier tot een deeg te verwerken krijgen de koekjes een totaal andere structuur.
Zetdeeg
Het bekendste koekjesdeeg is zetdeeg. Kneed het deeg en laat het na het kneden rusten in de koelkast. Koekjes van zetdeeg zijn speculaasjes, jodenkoeken, zandkoekjes en gevulde koeken.
Wrijfdeeg
Voor wrijfdeeg breng je veel lucht in het deeg. Als je dit deeg met de hand maakt, wrijf je het heel vaak over het werkblad. De lucht in het deeg zorgt ervoor dat de koekjes luchtig en bros worden en rijzen in de oven. Wrijfdeeg is een zacht deeg dat je verwerkt met een spuitzak. Het bekendste voorbeeld is sprits.
Roerdeeg
Ook roerdeeg is een zacht deeg dat je met een spuitzak verwerkt. Het is in tegenstelling tot wrijfdeeg niet luchtig. Je roert alle ingrediënten voor dit deeg kort tot ze gemengd zijn. Het gevolg is dat het deeg tijdens het bakken uitloopt en dun en krokant bakt. Voor bijv. katten-tongen en Amsterdamse koggetjes.
Tekst Rutger van den Broek, fotografie Saskia Lelieveld, portret Ernie Enkelaar