Duurzaamheid wordt voor steeds meer mensen belangrijk. Maar wat eet je als je duurzaam wilt eten? Is yoghurt beter dan melk? En zijn insecten het vlees van de toekomst?
Heb jij de quiz over duurzaam eten helemaal ingevuld en ben je benieuwd naar de uitgebreide antwoorden? Je ontdekt ze hier!
1. Plantaardige ‘melk’, zoals haverdrank en sojadrank, is beter voor het klimaat dan koemelk.
FEIT. Plantaardige melkvervangers, zoals soja- of haverdrank, zijn een stuk duurzamer dan koemelk. Een koe moet namelijk veel eiwitrijk, plantaardig voedsel zoals graan of soja eten om voldoende melk te kunnen produceren. Zulke plantaardige voedingsmiddelen kunnen we ook prima zelf eten, zonder ‘tussenkomst’ van de koe. Voor runderen is ook véél meer land nodig dan voor granen of soja. Bovendien stoten koeien het broeikasgas methaan uit en dragen ze bij aan het mestoverschot.
Een gezondheids- én duurzaamheidsprobleem bij plantaardige melkvervangers is de voedingswaarde. Soja’melk’ heeft weliswaar ongeveer hetzelfde eiwit- en vitaminegehalte als koemelk, maar de voedingswaarde van bijvoorbeeld haver- en rijstemelk is vrijwel nul. Als je ze alleen drinkt voor hun smaak, is water een veel duurzamere keuze. Overigens is sojadrank net zo duurzaam als andere plantaardige melkvervangers: soja voor menselijke consumptie komt vooral uit Canada en Frankrijk, waar ontbossing geen probleem is.
2. Een losse komkommer is beter dan een komkommer in een plastic folietje.
FABEL. Het is bewezen dat zo’n folie de houdbaarheid van een komkommer of paprika met weken verlengt, waardoor je minder verspilling hebt. Daar weegt de milieubelasting van dat dunne laagje plastic niet tegen op, zeker niet als je het in de plastic afval-kliko afdankt. Bij biologische groente kan het folie ook worden gebruikt voor het Eko-keurmerk, maar daar gaat het dus eigenlijk niet om.
3. Je kunt beter kaas op je brood eten dan vlees(waren).
FABEL. De milieubelasting van kaas is weliswaar lager dan die van rundvlees (zoals rosbief), maar een stuk hoger dan die van kip(filet) of varkensvlees zoals worst, fricandeau of paté. Voor 1 kg kaas is namelijk 10 liter melk nodig en melkkoeien gebruiken heel veel land en eiwitrijk, plantaardig voer. Op je brood kun je beter kiezen voor bonenspreads zoals hummus, andere plantaardige spreads of groentensalades, pindakaas of andere notenpasta, plantaardige ‘vleeswaren’ of eieren/eiersalade. En met mate vis met een duurzaamheidskeurmerk (MSC/ASC/biologisch).
4. Yoghurt is duurzamer dan melk.
FEIT. Door de melkzuurbacteriën is yoghurt veel langer houdbaar dan melk. Een geopend pak melk bederft na uiterlijk twee, drie dagen. Maar yoghurt kun je nog een week, of vaak zelfs langer na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum rustig eten, waardoor de kans op verspilling (weggooien) veel kleiner is. Dat geldt overigens ook voor andere zure melkproducten, zoals kwark of karnemelk.
5. Vegan eten is altijd duurzamer dan vegetarisch of vlees eten.
FEIT/FABEL. Meestal klopt dit: plantaardige voedingsmiddelen hebben bijna altijd een lagere klimaatimpact dan dierlijke. Maar sommige noten zoals amandelen en cashewnoten hebben ook een flink hoge milieubelasting. Dan kan bv. een vegan taart met amandelmeel minder duurzaam zijn dan een vegetarische taart met ei.
6. Aardappels zijn ‘gifpiepers’ en dus slecht voor het milieu.
FABEL. Eind vorige eeuw klopte dit: aardappels werden flink bespoten, vooral tegen de gevreesde aardappelziekte. Tegenwoordig wordt er veel minder (kunst)mest gebruikt en veel minder én minder giftige en efficiëntere bestrijdingsmiddelen. Ook is de opbrengst per hectare flink gestegen. Biologische aardappels worden weliswaar minder bespoten, maar hebben een lagere opbrengst per hectare.
Er nog steeds ruimte voor verbetering. Maar nu al heeft onze Nederlandse aardappel ‘van grond tot mond’ verreweg de laagste milieudruk per kilo, vergeleken met alternatieven als pasta, rijst, peulvruchten en zoete aardappel (die vrijwel altijd uit (Zuid-)Amerika komt). Aardappels leveren ook nog eens belangrijke voedingstoffen zoals vitamine C, eiwit en vezels: meer dan de trendy zoete aardappel.
7. Een rijstwafel is een betere snack dan een tarwecracker.
FABEL. Rijstteelt belast het klimaat veel meer dan het verbouwen van groenten, aardappels en graan. De meeste rijst wordt op velden geteeld die altijd onder water staan. Door die voortdurende nattigheid vormen bacteriën in de bodem het sterke broeikasgas methaan. Rijst is daardoor verantwoordelijk voor ruim een kwart van alle methaanuitstoot ter wereld. Tarwe is een efficiënt verbouwd gewas dat nauwelijks broeikasgassen uitstoot en ook veel minder water nodig heeft.
8. Vis uit de viswinkel/-kraam is duurzamer dan vis uit de supermarkt.
FABEL. Supermarken hebben het grootste assortiment duurzaam gecertificeerde vis, met biologisch, MSC of ASC keurmerk. Zulke vis vind je nauwelijks in viswinkels: daar ligt nog volop overbeviste tonijn, rog, paling en vervuilend gekweekte garnalen. Als de winkelier zegt dat het in orde is, moet je hem op zijn blauwe ogen vertrouwen: maar je hebt geen enkele objectieve garantie. Bovendien weten de meeste viswinkeliers nauwelijks iets over duurzame vis. Overigens is ook het kwaliteitsverschil tussen vis uit de viswinkel en vis uit de supermarkt verwaarloosbaar.
9. Vleessnacks als kroketten, frikandellen en knakworst zijn duurzamer dan vleesvervangers op basis van zuivel.
FEIT. In vleessnacks zit vlees verwerkt dat niet ‘los’ verkocht kan worden, zoals afschraapsels, koeienuiers, kippenvel, paardenvlees, varkensmagen en ander orgaanvlees. Hoe goedkoper de snack, hoe groter de kans dat er zulk vlees in zit. Wat voedingswaarde betreft is er niets mis mee. Maar als het niet in snacks verwerkt zou worden, zou dit vlees worden weggegooid of hoogstens in diervoeding verwerkt.
De productie van de meeste plantaardige vleesvervangers kost veel minder energie, water, land en grondstoffen dan de productie van vlees. Maar dat ligt anders voor vleesvervangers op basis van zuivel, zoals Valess, of gevuld met kaas. De productie van kaas belast het milieu namelijk evenveel als vlees. Een vleessnack is weliswaar niet de meest gezonde keuze, maar uit duurzaamheidsoogpunt kun je een stukje vlees af en toe beter vervangen door een kroket dan door een vleesvervanger met zuivel.
10. ‘Betere’ supermarktkippen zoals de ‘kip van morgen’ (Plus, Boni), ‘de nieuwe AH kip’(Albert Heijn), ‘kip met een pluim’ (Spar) of de ‘nieuwe Standaard kip’ (Jumbo) zijn diervriendelijker en duurzamer dan plofkippen.
FABEL. Gangbare vleeskuikens (plofkippen) leven met 20 kippen op één m2 in een dichte stal zonder daglicht, op een half A4’tje per dier. Maar ondanks hun prachtig klinkende namen hebben de meeste ‘betere’ supermarktkippen het nauwelijks beter. Ze zijn weliswaar van een iets sterker ras, maar leven nog steeds in een dichte stal met 17 tot 19 dieren op een m2. Die ‘betere’ supermarktkippen halen zelfs niet één Beter Leven-ster van de Dierenbescherming, het minimum voor dierenwelzijn. Pas als vleeskuikens minstens één Beter Leven-ster hebben, is hun leven iets beter. Beter Leven-kippen met één ster zijn ook van een gezonder, langer levend ras, leven met 12 kippen op één m2 in een stal met daglicht en hebben een overdekte uitloop. Kippen met twee of drie Beter Leven-sterren (biologische kippen hebben automatisch drie sterren) hebben nog veel meer ruimte en kunnen bovendien naar buiten.
Alle kippenvlees is duurzamer dan rund- of varkensvlees. Maar als je dierenwelzijn buiten beschouwing laat, leveren gangbare plofkippen het meest duurzame stukje vlees. Ze zijn ‘ontworpen’ om supersnel te groeien, waardoor er maar weinig energie, ruimte en voer nodig zijn om een kilo vlees te ‘produceren’. Maar daardoor zijn plofkippen zo zwak, dat ze van alle landbouwdieren de meeste antibiotica nodig hebben. Dat kan leiden tot antibioticaresistentie bij mensen, een groeiend probleem. ‘Betere’ supermarktkippen gebruiken weliswaar wat minder antibiotica, maar sterrenkippen hebben nauwelijks of zelfs geen antibiotica nodig.
11. Zelf soep maken is beter dan kant-en-klare soep kopen
FABEL/FEIT. Grootschalig soep maken in de fabriek gaat vele malen efficiënter dan op je eigen fornuis, zelfs als je de energie voor steriliseren en inpakken meerekent. Aan de andere kant is soep maken een uitgelezen manier om restjes te verwerken, wat verspilling tegengaat. En is een zelfgemaakte groentensoep wellicht iets duurzamer dan gekochte goulashsoep met (veel) vlees. Als je zelf soep maakt, maak dan genoeg voor meerdere dagen of vries hem in porties in.
Kant-en-klare soep in blik is vele malen duurzamer dan soep in zo’n modieuze stazak. Blik wordt tegenwoordig voor 95 procent gerecycled, maar de stazakken zijn niet te recyclen omdat er een dun metalen laagje aan de binnenkant zit, dat niet van het plastic te scheiden is.
12. Als er op een blikje tonijn ‘dolphin safe’ staat, weet je dat de vis duurzaam gevangen is.
FABEL. ‘Dolphin safe’ of ‘dolfijnvriendelijk’ is een groenwas-onzinmerkje dat leuk staat maar helemaal niks zegt! Het is dertig jaar geleden in het leven geroepen toen er inderdaad veel dolfijnbijvangst was voor de Mexicaanse kust, maar tegenwoordig worden er niet of nauwelijks dolfijnen met tonijn mee gevangen. En veel populaire tonijnsoorten, zoals skipjacktonijn, zwemmen helemaal niet bij dolfijnen in de buurt. De enige garantie dat je tonijn echt duurzaam is gevangen, is het MSC-keurmerk op het blikje. Als er ook nog ‘pole and line’(of hengelgevangen) op staat, zit je helemaal goed.
13. Groenten uit de warme kas zijn altijd heel klimaatbelastend.
FABEL. Dit gaat in heel veel gevallen op, maar er zijn uitzonderingen. Zo is de opbrengst van tomaten en komkommers in de verwarmde kas in Nederland veel hoger dan bijvoorbeeld van Spaanse tomaten. Zelfs zo hoog, dat de klimaatbelasting per kilo heel laag is. Ook gebruiken Nederlandse tomaten- en komkommertelers steeds meer duurzame energiebronnen om hun kassen te verwarmen, zoals aardwarmte. Deze groenten zijn dus het hele jaar door een behoorlijk duurzame keus.
14. Een bakje blauwe bessen is een duurzamere fruitsnack dan een banaan.
FABEL. Blauwe bessen komen ’s winters uit verre landen als Chili, Nieuw-Zeeland en Argentinië en komen hier per vliegtuig naartoe. Bananen komen weliswaar uit Colombia, Costa Rica of Ecuador, maar worden in grote aantallen per schip vervoerd. Dat is vele malen duurzamer dan vliegen. Bananen zijn dan ook gedurende het hele jaar een duurzame fruitkeuze.
Zelfs in de zomermaanden zijn blauwe bessen niet de allerduurzaamste vruchten. Ze komen dan uit Polen, Spanje en Nederland, dus wel van vlakbij, maar ook hier is de opbrengst per hectare behoorlijk laag. Maar een heel groot deel van de van de milieu- en klimaatbelasting van blauwe bessen zit ‘m in de verpakking: kleine bakjes van hard plastic. Daardoor komen zelfs Nederlandse blauwe bessen op de Groente- en Fruitkalender van Milieu Centraal niet hoger dan duurzaamheidsklasse C. Producten in klasse C zijn vier maal zo milieubelastend als de meest milieuvriendelijke producten in klasse A. Dat geldt overigens ook voor andere vruchten in kleine plastic bakjes, zoals bramen, frambozen en stukjes tropisch fruit.
15. Insecten zijn het duurzame vlees van de toekomst.
FABEL. Insecten zoals meelwormen en krekels zorgen inderdaad voor minder milieubelasting dan runderen of varkens. Doordat ze koudbloedig zijn, verwerken ze hun voer efficiënter dan warmbloedige zoogdieren. Insecten hebben bovendien veel minder ruimte nodig dan andere landbouwdieren. Hoewel de kweekomstandigheden per insect kunnen verschillen, lijkt insectenvlees daarom een vrij duurzame keuze.
Maar aan de andere kant hebben insecten relatief veel voer en vooral warmte nodig om te kunnen groeien. Daardoor kost hun kweek behoorlijk wat energie en stoten ‘insectenfarms’ meer broeikasgas uit dan vrijkomt bij de productie van bijvoorbeeld plantaardige vleesvervangers. Daardoor is de klimaatbelasting van bijvoorbeeld meelwormen ongeveer gelijk aan die van eieren en kip. Lager dan rund- en varkensvlees, maar hoger dan plantaardige vleesvervangers, peulvruchten of noten. Het grote probleem bij het eten van insecten is bovendien de acceptatie. Als niemand ze wil eten, maakt de duurzaamheid ook niet veel uit.