Ze zijn er weer: goudmerk, de jumbo’s, de imperialen, de supers en de extra’s. Eindelijk kunnen we weer genieten van onze Zeeuwse mosselen. Toch staan er, gek genoeg, gemiddeld maar 2 x per jaar bij de Nederlander mosselen op tafel.
Twee derde van onze Zeeuwse mosselen gaat namelijk naar de Belgen, vooral de grote mosselen zoals goudmerk en de jumbo’s vallen bij hun in de smaak. Bezoek in juli een restaurant in België en er is een grote kans dat er mosselen nature, met frieten, op het menu staan. De Fransen hebben weer een voorkeur voor kleine mosselen, de extra. 20 procent van de mosselproductie gaat naar Frankrijk.
Kweken
Mosselen worden in Nederland meestal op de zeebodem gekweekt in de Oosterschelde en in de Waddenzee. In ons omringende landen kweken ze mosselen ook ‘hangend’, aan houten palen (bouchots), in kooien en aan vlotten met touwen.
Het kweken van mosselen is vrij eenvoudig. Enkele weken per jaar, in het voor- en najaar, worden er piepjonge mosselen, het mosselzaad, in de Waddenzee opgevist. Het zaad wordt vervolgens uitgezet op kweekpercelen. Na ongeveer 2 jaar zijn ze groot genoeg om te oogsten. Voordat ze in de handel gaan, liggen ze eerst nog in het ‘natte’ pakhuis een ‘verwaterplaats’, om het zand kwijt te raken.
Panklaar
Mosselen liggen meestal al schoongemaakt in de winkel. Maar soms moet je ze nog even schoonmaken. Boen ze stevig, verwijder de baarden en zand van de mosselen. Haal kapotte exemplaren eruit en exemplaren die zwaar aanvoelen, deze zitten vaak vol met zand. Zand verwijder je door de mosselen 1 uur in een bak met 2 l water en 8 el zout te leggen. Na het schoonmaken blijven soms nog schelpen openstaan. Geef ze een flinke tik op het aanrecht, zodat ze alsnog sluiten. Gooi ze weg als ze dan nog open blijven staan.