Thee is hot en cold in Taiwan. Op de nightmarkets , met een lading bubbles en als ontspanning bovenop een berg. Niet zo gek als je bedenkt dat het theeplantje er met veel plezier groeit. Webredacteur Bas drinkt thee met de locals en probeert te snappen waarom thee daar beter smaakt dan hetzelfde drankje hier.
Taiwan heeft een warm, vochtig klimaat. Wij denken: wat benauwd. Het theeplantje denkt: wat lekker. Doordat het eiland ten oosten van China zo veel verschillende grondsoorten kent, groeien er veel soorten. Die kun je in theehuizen kunt proeven, onder andere in Maokong.
Vanaf het centrum van Taipei nemen we de onbemande metro naar het zuidoosten van de stad. Aan het eind stappen we over in een transparante kabelwagen die ons over de bergen naar Maokong zal trekken. Vlak voor aankomst, voorbij de Taipei Zoo, zien we ze: de theevelden. Het is vreemd om zoiets voor het eerst te zien. Aardappels, asperges, aardbeien. Die velden ken ik. Maar thee, dat is iets nieuws. Ik verwacht velden vol theeplanten tot zover de horizon strekt. Een elftal vrouwen dat met pionvormige hoeden en gigantische manden alleen de jongste blaadjes plukt. Maar in plaats daarvan was het veldje klein en bovendien was het geen oogsttijd.
Uit de ‘gondola’ gestapt, volgen we de weg bergop. Achter de hekjes groeit de thee in een veldje en in de verte prijkt een schim van wolkenkrabber Taipei 101. De lucht hier lijkt nog vochtiger, nog benauwder. Binnengetrokken door de eigenaresse van een theehuis nemen we plaats op een soort overkapt terras. Terwijl de stoffige ventilator boven ons hard blaast kiezen we thee van de kaart en knabbelen we op flinters gedroogde vis. Je koopt een onsje thee en daar mag je dan zelf thee van zetten.
Dan begint de ceremonie. Boven een wateropvangbak giet de theevrouw kokend water over het rode, kleien theepotje en de petite theekopjes. Dan gaan de gerolde blaadjes, onze Oolong thee, de pot in. ‘Thirty seconds’, gebiedt ze. Dan schenkt ze de thee door een zeefje in een ander potje met ijs. Want mijn theecompagnons drinken thee zomers het liefste koud. En dat doe je zo simpel: hete thee met veel blokjes ijs.
Maar ik ben eigenwijs. Op een gasstel blaast een theepot hete stoom mijn kant uit. Een roestige thermometer aan een balk geeft de temperatuur aan: 37 graden. Zweet stroomt in dunne straaltjes over mijn rug, maar ik moet en zal hete thee proeven. Geen ijsthee. Kou vervlakt immers smaken en dan verdunnen de ijsblokjes de thee ook nog eens. Ik zet mijn eigen kannetje met de blaadjes uit het vergiet. Van losse bladen kun je immers meerdere keren thee zetten. Zeker wanneer een theekan de grootte heeft van een Nederlands theeglas. Uitkijkend over de groene vallei met de bruisende stad op de achtergrond, nip ik. De thee smaakt zacht, helder, bloemig. Het geluid van onbekende insecten ebt weg. Ik vergeet mijn theegezellen. Ik sluit mijn ogen en slik. Thee, zoals thee bedoeld is.