Kneed de bloem, gist, zout, suiker en melk tot een soepel brooddeeg. Kneed minimaal 10 min. door. Dit kun je met de hand doen of met een standmixer met deeghaak. Voeg tegen het eind van de kneedtijd 85 g van de boter toe en kneed door het deeg. Doe het deeg in een kom, dek af met plasticfolie en laat 1 uur rijzen op een warme, tochtvrije plaats.

Rol het deeg op een licht bebloemd werkblad uit tot een lap van 30x60 cm.

Leg het deeg met de lange kant naar je toe en bestrijk de deeglap vanaf de linkerkant voor tweederde met vulling.

Vouw het deeg aan de rechterkant voor eenderde over de vulling en vouw daar de linkerkant met de vulling erop overheen. Je hebt nu een deeglap van ± 20x30cm.

Rol het deeg voorzichtig nog iets in de breedte uit tot ± 30 cm. Snijd het deeg in de breedte in 12 gelijke repen. Snijd elke reep in de lengte in, maar laat ze aan één uiteinde aan elkaar zitten.

Draai de twee deegslierten om elkaar heen. Pak het deeg aan één kant vast tussen duim en wijsvinger en wikkel het deeg daar twee keer omheen.

Duw het einde van het deeg door het gat in het midden en leg het broodje met het uiteinde omlaag op een met bakpapier beklede bakplaat. Dek de broodjes losjes af met plasticfolie en laat ze nog 1 uur rijzen. Maak intussen alvast de suikersiroop. Doe het water met de suiker in de steelpan en breng aan de kook. Roer tot de suiker is opgelost en laat de siroop dan afkoelen. Verwarm de oven voor op 220°C. Bak de broodjes goudbruin en gaar in 9-13 min.

Meng de fijne suiker met de resterende 1 tl kardemom. Bestrijk de broodjes direct uit de oven met de suikersiroop en bestrooi met wat kardemomsuiker. Laat de broodjes afkoelen op een rooster.