Verwarm de oven voor op 200°C.

Doe de bevroren frambozen in een zeef boven een kom. Laat de vruchten ontdooien en vang het sap op.

Doe de bloem in een kom en duw er een kuiltje in. Strooi de gist erin.

Verdeel de custard, het ei, de melk, ¾ tl zout en de boter langs de rand van het kuiltje. Kneed een soepel deeg met een mixer met deeghaken of in de keukenmachine. Vorm een bal en laat afgedekt met een theedoek 1 uur op lauwwarme plaats rijzen.

Druk het deeg plat en kneed het nog eens flink door. Rol het dan op een dun met bloem bestoven werkvlak uit tot een lap van ca. 25x35 cm.

Meng de amandelspijs met het ei en citroenrasp tot het smeuïg is. Strijk een brede baan spijs over de breedte van het deeg uit, bestrooi met de frambozen en bestrooi met kaneel en rietsuiker.

Rol het deeg losjes op en snijd de rol in 12 dikke plakken. Leg de plakken dicht tegen elkaar aan in de vorm van een rozet op een met bakpapier beklede bakplaat. Je kunt de broodjes nu afgedekt met ingevet folie (zodat het deeg niet plakt) in de koelkast zetten en de volgende ochtend afbakken. Of, als je ze van tevoren wilt bakken, ze nogmaals 45 min. afgedekt op lauwwarme plaats laten rijzen onder een (oude - de frambozenvulling vlekt!) doek.

Bak de broodjes in de hete oven in 20-25 min. goudbruin en gaar.

Kook het opgevangen frambozensap in tot 2 el. en roer dit druppelsgewijs door de poedersuiker tot een dik glazuur ontstaat. Voeg zo nodig wat citroensap toe als het glazuur te dik is. Rooster het amandelschaafsel in een droge koekenpan goudbruin. Bewaar beide afgedekt tot gebruik. Neem de broodjes van de bakplaat en laat ze op een rooster afkoelen. Bewaar afgedekt tot gebruik.

Neem ze uit de oven en laat het glazuur erboven van een vork lopen (zodat er mooie strepen ontstaan). Bestrooi direct met het amandelschaafsel. Laat het glazuur drogen. Bestrooi de frambozenbroodjes vlak voor serveren evt. licht met poedersuiker (gebruik een theezeefje).