Maak eerst het basisdeeg voor de wafels. Maak het deeg evt. een dag van tevoren en leg het 1 nacht in de koelkast, dan worden je wafels nóg beter. Verwarm de melk met het water tot handwarm. Voeg de gist, 60 g van de bloem en het ei toe, roer goed en laat afgedekt 1 uur rijzen. Voeg het zout, de rest van de bloem en suiker toe en meng goed. Kneed nu, klontje voor klontje, de boter erdoor. Dek de schaal weer af en laat nog 1 uur rijzen. Sla het deeg terug, vorm het in een lange plak en bewaar het ingepakt in plasticfolie 1 nacht in de koeling. Heb je daar geen tijd voor, sla deze laatste stap dan over.

Meng dan de bloem, wortel, kaneel- en gemberpoeder en vanille door het deeg en laat het 1 uur rusten.

Verwarm intussen het wafelijzer voor. Verdeel het deeg in 9 ovale porties en bak de wafels volgens de aanwijzingen van het apparaat en laat ze afkoelen. Klop intussen de zachte boter met de mixer in 10 min. flink luchtig. Spatel de roomkaas, suiker, sinaasappelrasp en rozenwater erdoor tot je een glad glazuur krijgt. Beleg de wafels gul met frosting en achtergehouden wortelrasp.